bankrun
Situatie waarin veel mensen tegelijk hun geld van een bank willen opnemen omdat zij er geen vertrouwen meer in hebben dat hun (spaar)geld bij de bank in veilige handen is.

bestedingsinflatie
Prijsstijging die ontstaat als de bestedingen groter worden dan de potentiële productie.

bezettingsgraad
De mate waarin de productiecapaciteit van een land of van een onderneming wordt benut. De bezettingsgraad geeft aan in hoeverre de productiecapaciteit wordt benut. Of: De verhouding tussen de werkelijke productie en de productiecapaciteit uitgedrukt in procenten. In formule: (productie / productiecapaciteit) × 100%.

chartaal geld
Munten en bankbiljetten.

debiteurenrisico
De kans dat iemand aan wie geld is uitgeleend niet terugbetaalt.

deflatie
Daling van het algemeen prijsniveau.

depositogarantiestelsel
De garantie dat een deel van het door klanten gespaarde vermogen wordt terug betaald bij een faillissement van een bank.

depositorente
De rente die banken ontvangen over het geld dat zij ’s nachts verplicht bij DNB moeten stallen.

duaal mandaat centrale bank
Hierbij heeft een centrale bank twee opdrachten, zorgen voor prijsstabiliteit en zorgen voor maximale werkgelegenheid.

effectieve ondergrens van de nominale rente
Het negatieve nominale rentepercentage waarbij het aantrekkelijker wordt om geld niet op een rekening bij de bank te stallen, maar het contant thuis te bewaren.

enkelvoudig mandaat centrale bank
Hierbij heeft een centrale bank één opdracht, zorgen voor prijsstabiliteit.

geld
Algemeen aanvaard ruilmiddel.

geldillusie
Verschijnsel dat mensen de waarde van het geld verkeerd inschatten, bijvoorbeeld doordat ze alleen kijken naar de nominale waarde en geen rekening houden met prijsveranderingen.

geldmarkt
Deel van de vermogensmarkt waar kortlopende leningen worden verhandeld met een maximale looptijd van twee jaar. Hieronder vallen spaarrekeningen voor particulieren bij banken, het kopen op afbetaling enzovoort.

geldschepping
Vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid, bijvoorbeeld door girale kredietverlening of door uitgifte van nieuwe munten en bankbiljetten door de centrale bank.

geldvernietiging
Verkleining van de maatschappelijk geldhoeveelheid, bijvoorbeeld als geld voor een bepaalde periode wordt vastgezet op een spaarrekening.

giraal geld
Al het geld op direct opeisbare rekeningen bij banken waar mensen direct mee kunnen betalen, bijvoorbeeld via een elektronische overschrijving of met een pinpas.

inflatie
Stijging van het algemeen prijsniveau.

inflatierisico
Het risico dat de reële waarde van het uitgeleende geld daalt door inflatie.

intertemporele ruil
(= ruilen over de tijd) Besteding van nu verschuiven naar besteding in de toekomst (= sparen) of besteding in de tijd naar voren halen (= lenen). Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes.

kapitaalmarkt
Deel van de vermogensmarkt waar langlopend en permanent vermogen wordt verhandeld, zoals hypothecaire leningen, obligaties en aandelen.

kosteninflatie
Prijsstijging die ontstaat door het doorberekenen van hogere kosten in de prijzen.

lener in laatste instantie
(= lender in last resort) De rol van de centrale bank als verstrekker van noodleningen aan banken.

loonkosteninflatie
Inflatie door het doorberekenen van hoger loonkosten in de prijzen.

maatschappelijke geldhoeveelheid
De hoeveelheid geld in handen van het publiek. Zowel in de vorm van chartaal geld als giraal geld.

marginale beleningsrente
De rente waartegen banken bovenop de herfinancieringslening extra kunnen lenen bij de ECB via de marginale beleningsfaciliteit.

monetair beleid
(= geldbeleid) Beleid waarmee de centrale bank door gebruikmaking van haar instrumenten (renteaanpassing) haar doel (prijsstabiliteit, eventueel banengroei) tracht te bereiken. Beleid gericht op de beheersing van de geldhoeveelheid. Dit gebeurt met name door de rentestand te verhogen of verlagen.

nominale waarde
De absolute waarde uitgedrukt in geld.

openmarkttransacties
Het kopen of verkopen van waardepapieren door de ECB aan de banken om de omvang van de dekkingsmiddelen van de banken te vergroten of te verkleinen.

open-markttransacties
Zie openmarkttransacties Het kopen of verkopen van waardepapieren door de ECB aan de banken om de omvang van de dekkingsmiddelen van de banken te vergroten of te verkleinen.

reële waarde
Reële waarde: (= koopkracht) De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen, je vermogen of je euro’s kunt kopen.

refirente
(= herfinancieringsrente) De rente waartegen banken bij de ECB geld kunnen lenen om de verplichte minimumreserve die ze bij de ECB hebben gestort te financieren. De refirente vormt de basis voor alle andere rentepercentages.

refi-rente
zie: refirente (= herfinancieringsrente) De rente waartegen banken bij de ECB geld kunnen lenen om de verplichte minimumreserve die ze bij de ECB hebben gestort te financieren. De refi-rente vormt de basis voor alle andere rentepercentages.

rentemarge
Het verschil tussen het rentepercentage dat de bank ontvangt van leners en betaalt aan spaarders.

tijdsvoorkeur
De voorkeur van huidige consumptie boven toekomstige consumptie.

verkrappend monetair beleid
Een verhoging van de refi-rente die aan de klanten van de banken wordt doorberekend. Hierdoor wordt lenen duurder en sparen aantrekkelijker waardoor de bestedingen kunnen dalen.

vermogensmarkt
Het geheel van vraag naar en aanbod van geld. Het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen zowel op korte termijn als op lange termijn. De vermogensmarkt bestaat uit een groot aantal deelmarkten. De meest gebruikelijke indeling is die in de geldmarkt en de kapitaalmarkt.

verruimend monetair beleid
Een verlaging van de refi-rente die aan de klanten van de banken wordt doorberekend. Hierdoor wordt lenen aantrekkelijker en sparen ontmoedigd waardoor de bestedingen kunnen stijgen.

*