absoluut voordeel
De ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren dan een andere persoon. Een voordeel in het aantal benodigde uren per taak of een financieel voordeel in het maken van een product.

algemeen aanvaard ruilmiddel
Een ruilmiddel is algemeen aanvaard als kopers en verkopers het accepteren.

arbeidsdeling
(= arbeidsverdeling) Het splitsen van het productieproces in kleinere onderdelen waardoor de arbeidsproductiviteit kan worden vergroot.

arbeidsproductiviteit
De productie per persoon per tijdseenheid (bijvoorbeeld per uur of per arbeidsjaar).

betaalrekening
(= rekening-courant of lopende rekening) Bankrekening waar je geld op stort waarover je direct kunt beschikken en waarmee je giraal kunt betalen.

chartaal geld
Munten en bankbiljetten.

comparatief voordeel
Iemand heeft een comparatief voordeel bij de taak waar hij in vergelijking met een ander het minst slecht in is. Iemand voert twee verschillende taken slechter uit dan een ander, maar het is voor beide partijen voordelig om samen te werken en de taken te verdelen. In vergelijking met de ander heeft de slechte uitvoerder dan een comparatief voordeel bij de taak die hij het minst slecht uitvoert.

dekkingspercentage
(= liquiditeitspercentage) De verhouding tussen liquide middelen en de rekening-couranttegoeden bij banken. In formulevorm:dekkingspercentage = (liquide middelen) / (rekening-couranttegoeden) × 100%

directe ruil
(= ruil in natura) Ruil waarbij goederen zonder tussenkomst van geld rechtstreeks geruild worden tegen goederen.

giraal geld
Al het geld op direct opeisbare rekeningen bij banken waar mensen direct mee kunnen betalen, bijvoorbeeld via een elektronische overschrijving of met een pinpas.

hyperinflatie
Extreem hoge prijsstijgingen.

hypothecaire lening
(= hypotheeklening) Lening bij een bank met onroerend goed (huis of grond) als onderpand.

indirecte ruil
Goederen worden geruild tegen geld.

intrinsieke waarde
Materiaalwaarde van een munt.

krediet
Er is sprake van kredietverlening als iemand geld (uit)leent. Ook wordt er van kredietverlening gesproken als men goederen(ver)koopt en pas op een later tijdstip betaalt (ontvangt).

liquide middelen
Munten en bankbiljetten. Bij een bank: de kas (chartaal geld) en het tegoed op de rekening bij DNB.

liquiditeitspercentage
(= dekkingspercentage) De verhouding tussen liquide middelen en de rekening-couranttegoeden bij banken.

maatschappelijke geldhoeveelheid
De hoeveelheid geld in handen van het publiek. Zowel in de vorm van chartaal geld als giraal geld.

monetaire economie
De economie van geld en banken.

nominale waarde
(= extrinsieke waarde) Waarde die op een munt of een bankbiljet vermeld staat.

optimale verdeling
De beste verdeling binnen de gegeven mogelijkheden.

reële economie
De economie van bestedingen en productie.

rekening-couranttegoeden
Bankrekening waar je geld op stort waarover je direct kunt beschikken en waarmee je giraal kunt betalen. Tegoeden bij een bank die direct opvraagbaar zijn. Het is giraal geld in handen van het publiek.

rekenmiddel
Functie van geld: de waarde van verschillende goederen kan met elkaar vergeleken worden.

rente
Vergoeding voor spaargeld of leengeld. De prijs van geld. De beloning die betaald moet worden voor het lenen van geld en die ontvangen wordt voor het uitlenen van geld. (= interest) Beloning voor de productiefactor kapitaal.

ruilen in natura
Ruil waarbij goederen zonder tussenkomst van geld rechtstreeks geruild worden tegen goederen.

ruilmiddel
Goederen worden tegen geld geruild en dat geld wordt weer geruild tegen goederen (indirecte ruil). Het is een functie van geld, namelijk dat je ermee kunt betalen.

spaarmiddel
Het is een functie van geld, namelijk dat je het kunt bewaren.

specialisatie
Toeleggen op één activiteit.

transactie
Handeling waarbij iets geruild wordt.

transactiekosten
Alle kosten die samenhangen met het tot stand komen en afwikkelen van een ruil.

zelfvoorzienend
In staat zijn zelfstandig in de eigen levensbehoeften te voorzien.

*