autonome consumptie
Consumptie die niet afhankelijk is van de hoogte van het nationaal inkomen.

autonome investeringen
(=Io) Investeringen die niet afhankelijk zijn van een andere factor in het model, zoals de hoogte van het nationaal inkomen.

consumptie
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen. Aanschaffen van producten door de eindgebruiker.

consumptiefunctie
Het verband tussen de consumptie van gezinnen en het nationaal inkomen.

handelssaldo
Het verschil tussen de waarde van de goederen- (en diensten)uitvoer en de waarde van de goederen- (en diensten)invoer.

inkomensevenwicht
(= evenwichtsinkomen) De totale vraag naar goederen en diensten (de effectieve vraag) is gelijk aan het nationaal inkomen.

internationale concurrentiepositie
Het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan de concurrenten in het buitenland.

investeren
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door een onderneming of bedrijf: het kopen van goederen of diensten om er verder mee te produceren.

marginale consumptiequote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro wordt uitgegeven aan consumptie.

marginale spaarquote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro wordt gespaard.

overheidsbestedingen
De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen.

spaarfunctie
Het verband tussen de voorgenomen besparingen en het nationaal inkomen.

sparen
Het niet uitgeven van een deel van het inkomen. Het niet consumeren van een deel van het inkomen.

wisselkoers
De prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt.

*