afschrijven
Het doorberekenen van de kosten van bezittingen die een aantal jaren mee gaan. De waardevermindering van duurzame productiemiddelen (meestal per jaar gerekend).
|
break-evenafzet
De afzet waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten: er wordt geen winst gemaakt.
|
break-evenomzet
De omzet waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten.
|
break-evenpunt
Het punt waar de lijn van de totale opbrengst de lijn van de totale kosten snijdt.
|
constante kosten
(= vaste kosten) Kosten die niet veranderen als de omvang van de productie/afzet verandert.
|
degressief variabele kosten
De variabele kosten nemen minder dan evenredig toe met de productieomvang.
|
gemiddelde constante kosten
De constante kosten per stuk. Berekening: de totale constante kosten gedeeld door de geproduceerde hoeveelheid.
|
gemiddelde totale kosten
De totale kosten per stuk (= kostprijs). Berekening: de totale kosten gedeeld door de geproduceerde hoeveelheid.
|
gemiddelde variabele kosten
De variabele kosten per stuk. Berekening: de totale variabele kosten gedeeld door de geproduceerde hoeveelheid.
|
gemiddelde winst
De winst per stuk. Berekening: de totale winst gedeeld door de geproduceerde hoeveelheid.
|
marginale analyse
Het proces waarbij met behulp van marginale opbrengsten en marginale kosten gekeken wordt of de uitbreiding van de productie met één product leidt tot meer of minder winst.
|
marginale kosten
De extra kosten als de productie met één product wordt uitgebreid.
|
marginale opbrengst
De extra opbrengst als de productie (en afzet) met één product wordt uitgebreid.
|
marginale winst
De extra winst als de productie met één product wordt uitgebreid.
|
productiecapaciteit
De hoeveelheid goederen die een land of een bedrijf maximaal kan produceren in een periode (meestal een jaar).
|
progressief variabele kosten
De variabele kosten nemen meer dan evenredig toe met de productieomvang.
|
proportioneel variabele kosten
De variabele kosten zijn per stuk hetzelfde: de variabele kosten stijgen recht evenredig met de productieomvang.
|
schaalvoordelen
Kostenvoordelen die ontstaan door productie op grote schaal.
|
totale constante kosten
De som van de kosten die niet veranderen als de productieomvang verandert.
|
totale kosten
De som van de totale constante (TCK) en de totale variabele kosten (TVK).
|
totale opbrengst
(= omzet) De waarde van de verkochte producten. Is te berekenen door: verkoopprijs × afzet.
|
totale variabele kosten
De som van alle kosten die veranderen als de productieomvang verandert.
|
totale winst
Het verschil tussen de totale opbrengst (TO) en de totale kosten (TK).
|
variabele kosten
Kosten die veranderen als de productieomvang verandert.
|
vaste kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen die langdurig of meermalig worden gebruikt door een bedrijf om goederen of diensten te produceren, zoals gebouwen, machines.
|
winstmarge
(= winst per product) Een positief verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs (= P – GTK).
|