80/20-ratio
De verhouding tussen het inkomensaandeel van de 20% hoogste inkomens en het inkomensaandeel van de 20% laagste inkomens.
|
aftrekbare kosten
(= aftrekposten) Bedragen die bij de berekening van het belastbaar inkomen in mindering mogen worden gebracht op het brutoloon (en waarover dus geen belasting en premies betaald hoeven te worden).
|
algemene heffingskorting
Een bedrag, afhankelijk van het inkomen, dat in mindering wordt gebracht op de te betalen loonheffing voor iedereen.
|
arbeidsinkomen
Inkomen verdiend uit arbeid. De optelsom van loon en winst uit eigen zaak.
|
arbeidskorting
Een inkomensafhankelijk bedrag dat in mindering wordt gebracht op de te betalen inkomensheffing voor iedereen die werkt.
|
belastbaar inkomen
Bruto inkomen uit arbeid plus bijtellingen min aftrekposten.
|
belastingvoordeel
(=fiscaal voordeel) Het voordeel van een aftrekpost doordat je een korting krijgt op je belasting vanwege gemaakte kosten, bijvoorbeeld rente bij een hypothecaire lening of zelfstandigenaftrek.
|
belastingwig
Verschil tussen loonkosten en nettoloon; bestaat uit loonbelasting en sociale premies.
|
besteedbaar inkomen
Inkomen na aftrek van belastingen en premies, maar inclusief de overdrachtsinkomens (bijvoorbeeld kinderbijslag).
|
bruto inkomen
Het totaal inkomen: primaire inkomens plus uitkeringen plus toeslagen.
|
cumuleren
Het voorafgaande erbij optellen.
|
degressief belastingstelsel
Een belastingstelsel waarbij het gemiddelde belastingpercentage daalt als het inkomen toeneemt.
|
denivellering
Het groter worden van de relatieve (inkomens)verschillen.
|
directe belastingen
Belastingen die worden geheven over inkomen of vermogen.
|
doelmatigheid
Met zo weinig mogelijk middelen een bepaald doel bereiken.
|
draagkrachtbeginsel
Het principe dat de hogere inkomens in verhouding meer belasting betalen dan de lagere inkomens.
|
eigenwoningforfait
Een percentage van de waarde van de eigen woning dat als extra inkomen bij het bruto arbeidsinkomen wordt geteld.
|
fiscale bijtellingen
Bedragen die bij de berekening van het te belasten inkomen worden opgeteld bij het brutoloon.
|
gemiddelde belastingtarief/druk/percentage
Inkomensheffing als percentage van het bruto arbeidsinkomen.
|
Gini-coëfficiënt
Een maatstaf voor (inkomens)ongelijkheid, uitgedrukt in een getal tussen de 0 en 1.
|
heffingskorting
Een bedrag dat in mindering wordt gebracht op het heffingsbedrag.
|
huur
Vergoeding voor of inkomen uit verhuur van gebouwen of andere goederen.
|
indirecte belastingen
(= kostprijsverhogende belastingen) Belastingen die worden geheven over de aankoop van goederen en diensten, zoals btw.
|
inkomensheffing
Het bedrag dat je aan belasting en premie volksverzekeringen over je inkomen betaalt.
|
inkomstenbelasting
Het bedrag dat je aan belasting betaalt over je totale inkomen.
|
kapitaalinkomen
Inkomens uit vermogen, zoals winst uit aandelenbezit, rente uit het uitlenen van spaargeld, pacht uit verhuur van grond en huur uit verhuur van gebouwen.
|
loon
Beloning voor geleverde arbeid als werknemer.
|
lorenzcurve
Een grafiek die de mate van (on)gelijkheid weergeeft, bijvoorbeeld van de verdeling van het totale inkomen over huishoudens.
|
marginale belastingtarief/druk/percentage
Het belastingpercentage dat je betaalt over extra verdiend inkomen.
|
netto inkomen
Bruto inkomen min de te betalen belasting en sociale premies.
|
nivellering
Het kleiner worden van de relatieve (inkomens)verschillen.
|
overdrachtsinkomen
Geld dat door de overheid wordt overgedragen van de belasting- en premiebetaler naar de uitkerings- en toeslaggerechtigde.
|
pacht
Inkomen verdiend met het verhuren van grond.
|
premies volksverzekeringen
Het bedrag dat je (verplicht) betaalt aan de volks-verzekeringen (AOW, AWBZ, AKW en Anw).
|
primaire inkomens
Inkomens die ontstaan omdat arbeid en kapitaal worden ingezet in het productieproces.
|
productiefactoren
Middelen waarmee wordt geproduceerd, namelijk arbeid, en kapitaal.
|
profijtbeginsel
Het principe dat de gebruiker betaalt voor een geleverde (overheids)dienst.
|
progressief belastingstelsel
Een belastingstelsel waarbij de hogere inkomens een hoger gemiddeld belastingpercentage betalen dan de lagere inkomens.
|
proportioneel belastingstelsel
Een belastingstelsel waarbij alle inkomens hetzelfde percentage belasting betalen. Het gemiddelde belastingpercentage is voor iedereen gelijk.
|
rente
De beloning die betaald moet worden voor het lenen van geld en die ontvangen wordt voor het uitlenen van geld.
|
secundair inkomen
(= besteedbaar inkomen) Inkomen na aftrek van belastingen en premies, maar inclusief de overdrachtsinkomens.
|
sociale uitkeringen
Inkomen dat mensen van de overheid krijgen zonder deelname aan het productieproces.
|
toeslagen
Bedrag met een bepaalde bestemming dat mensen van de overheid krijgen.
|
vlaktaks
Een belastingstelsel met slechts één uniform tarief.
|
winst eigen zaak
De beloning voor ondernemerschap vanwege het ondernemingsrisico dat de ondernemer loopt; valt onder arbeidsinkomen.
|