arbeidsproductiviteit
De productie per persoon per tijdseenheid (bijvoorbeeld per uur of per arbeidsjaar).

autonome belastingen
Belastingen die onafhankelijk van het (nationaal) inkomen worden geheven. Bijvoorbeeld accijns en btw.

autonome consumptie
Consumptie die niet afhankelijk is van de hoogte van het nationaal inkomen.

autonome investeringen
(=Io) Investeringen die niet afhankelijk zijn van een andere factor in het model, zoals de hoogte van het nationaal inkomen.

beroepsbevolking
Personen tussen de 15 en 75 jaar die willen en kunnen werken: zij bieden hun arbeid(skracht) aan op de arbeidsmarkt. Bestaat uit de mensen in loondienst, de zelfstandigen en de (geregistreerde) werklozen.

bestedingen
Aankopen van goederen en diensten door consumenten (consumptie), door bedrijven (investeringen), door de overheid (overheidsbestedingen) en door het buitenland (export).

bestedingseffect
(= inkomenseffect van investeringen) Investeringen maken deel uit van de (nationale) bestedingen en leiden tot productie en dus tot inkomen.

capaciteitseffect
Uitbreidingsinvesteringen (toename van de vaste kapitaalgoederen) vergroten de productiecapaciteit.

conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat bij laagconjunctuur doordat de werkelijke bestedingen (productie) lager zijn dan de potentiële productie. Als de totale werkloosheid groter is dan de structurele (natuurlijke) werkloosheid, is die extra werkloosheid de conjuncturele werkloosheid.

consumeren
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen (particuliere consumptie) en overheid (overheidsconsumptie) om in bestaande behoeften te voorzien.

definitievergelijking
Een vergelijking die binnen een model steeds geldt, bijvoorbeeld EV = C + I + O.

economisch model
Een vereenvoudigde weergave van de econo-mische werkelijkheid.

effectieve vraag
(= totale bestedingen) De vraag die leidt tot bestedingen. De totale vraag naar goederen en diensten door gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland.

endogene variabele
Een te verklaren grootheid in een model.

evenwichtsinkomen
Nationaal inkomen waarbij de totale effectieve vraag gelijk is aan dat inkomen (en dus aan de productie).

exogene variabele
Verklarende grootheid in een model die de waarde van de endogene grootheden (mede) bepaalt. De waarde van de exogene grootheden wordt buiten het model bepaald en zijn in het kader van een bepaald model altijd gegeven.

gedragsvergelijking
Een vergelijking die het gedrag van de verschillende sectoren in een economie, zoals gezinnen en bedrijven, weergeeft.

identiteit
Een noodzakelijke gelijkheid, die ook buiten een model geldt.

inkomensevenwicht
(= evenwichtsinkomen) De totale vraag naar goederen en diensten (de effectieve vraag) is gelijk aan het nationaal inkomen.

institutionele vergelijkingen
Vergelijkingen waarvan de variabelen worden bepaald door wetten en voorschriften.

investeren
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door een onderneming of bedrijf.

kapitaalgoederen
Goederen van een onderneming waarmee geproduceerd wordt om een inkomen te verkrijgen. De productiefactor kapitaal omvat de fabrieken, machines, gereedschappen, grondstoffen en voorraden eindproduct die bij de productie worden ingezet. Synoniem: kapitaal.

kapitaalgoederenvoorraad
(= kapitaalgoederen) Goederen die nodig zijn om andere producten voort te brengen. De totale waarde van de hoeveelheid kapitaalgoederen.

marginale belastingquote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro betaald moet worden aan belasting.

marginale consumptiequote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro wordt uitgegeven aan consumptie.

marginale spaarquote
Geeft aan welk deel van een extra verdiende euro wordt gespaard.

marktmechanisme
(= prijsmechanisme) De prijs en de verhandelde hoeveelheid van een product komt tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als gevraagd.

nationaal inkomen
Inkomens van alle mensen in een land bij elkaar opgeteld in een bepaalde periode.

nationaal product
De productie van alle mensen in een land bij elkaar opgeteld in een bepaalde periode.

nationaal spaarsaldo
Het nationale spaarsaldo is het verschil tussen het nationale inkomen en de nationale bestedingen. Het nationale spaarsaldo bestaat uit het saldo van de particuliere sector (S - I) plus het saldo van de overheid (B - O).

natuurlijke werkloosheid
(= structurele werkloosheid) Werkloosheid die los staat van de conjunctuurfase. Als de werkelijke werkloosheid gelijk is aan de natuurlijke werkloosheid is de arbeidsmarkt niet krap en niet ruim, waardoor er geen impuls ontstaat de lonen te laten stijgen of te laten dalen. De arbeidsmarkt oefent dan geen invloed uit op de inflatie.

output gap
Het verschil tussen de werkelijke productie (Y) en de potentiële productie (Y*). Bij laagconjunctuur is er sprake van een negatieve output gap. Bij hoogconjunctuur is er sprake van een positieve output gap.

overheidsbestedingen
De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen.

overheidssaldo
Het verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar.

particulier spaarsaldo
Het saldo van de besparingen en de investeringen van de particuliere sector.

particuliere sector
Gezinnen en particuliere bedrijven (dat zijn bedrijven die niet van de overheid zijn).

potentiële productie
Het potentiële bbp is het productieniveau dat een economie gezien zijn productiestructuur kan bereiken, zonder dat er inflatieveranderingen optreden. De hoogte van het potentiële bbp wordt bepaald door de beschikbare hoeveelheid arbeid en kapitaal en de totale factorproductiviteit.

sparen
Het niet uitgeven van een deel van het inkomen. Het niet consumeren van een deel van het inkomen.

totale factorproductiviteit
De totale factorproductiviteit geeft de kwaliteit van de productiefactoren en de efficiëntie waarmee zij worden ingezet bij de productie weer. Het wordt ook wel de stand van de technologie genoemd. De totale factorproductiviteit is een verklaring voor het feit dat de output (het bbp) sterker kan groeien dan de input (de hoeveelheid arbeid en kapitaal).

werkgelegenheid
Het aantal feitelijk bezette banen in een land (arbeidsvolume). Het aantal personen dat een baan heeft. Bestaat uit mensen in loondienst (werknemers) en de zelfstandigen. De werkgelegenheid kan worden uitgedrukt in arbeidsjaren (voltijdbanen) en in personen.

*