bestedingsevenwicht
De totale bestedingen in een land zijn gelijk aan de productiecapaciteit van dat land.
|
bezettingsgraad
De mate waarin de productiecapaciteit van een land of van een onderneming wordt benut. De bezettingsgraad geeft aan in hoeverre de productiecapaciteit wordt benut. Of: De verhouding tussen de werkelijke productie en de productiecapaciteit uitgedrukt in procenten. In formule: (productie / productiecapaciteit) × 100%.
|
conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die een gevolg is van het tekort schieten van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit, waardoor de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod van arbeid.
|
conjunctuur
(= conjunctuurcyclus) Schommelingen in het niveau van de bestedingen ten opzichte van de trendmatige groei. Anders gezegd: de golvende beweging in de tijd van de productie, veroorzaakt doordat de bestedingen afwisselend hoger en lager zijn dan de trendmatige beweging van de productiecapaciteit.
|
conjunctuurgolf
Geeft de afwijking van de effectieve vraag ten opzichte van de productiecapaciteit weer.
|
consumeren
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen (particuliere consumptie) en overheid (overheidsconsumptie) om in bestaande behoeften te voorzien.
|
depressie
Minstens twee kwartalen economische krimp gecombineerd met deflatie.
|
economisch herstel
(= opgaande conjunctuur) Periode waarin de bestedingen omhoog gaan.
|
economische krimp
Ook wel: krimp. Een daling van (het volume van) de productie.
|
effectieve vraag
(= totale bestedingen) De vraag die leidt tot bestedingen. De totale vraag naar goederen en diensten door gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland.
|
export
(=uitvoer) Het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.
|
import
(=invoer) Het kopen van goederen en diensten in het buitenland.
|
investeren
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door een onderneming of bedrijf.
|
kapitaalgoederen
Goederen van een onderneming waarmee geproduceerd wordt om een inkomen te verkrijgen. De productiefactor kapitaal omvat de fabrieken, machines, gereedschappen, grondstoffen en voorraden eindproduct die bij de productie worden ingezet. Synoniem: kapitaal.
|
kapitaalgoederenvoorraad
(= kapitaalgoederen) Goederen die nodig zijn om andere producten voort te brengen. De totale waarde van de hoeveelheid kapitaalgoederen.
|
krimp
Ook wel: economische krimp. Een daling van (het volume van) de productie.
|
onderbesteding
De totale bestedingen zijn kleiner dan de (normale bezetting van de) productiecapaciteit.
|
overbesteding
De totale bestedingen zijn groter dan de (normale bezetting van de) productiecapaciteit.
|
overheidsbestedingen
De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen.
|
overheidsconsumptie
De overheid schaft goederen en diensten aan voor direct gebruik plus de betaalde ambtenarensalarissen.
|
overheidsinvesteringen
De overheid schaft kapitaalgoederen aan, zoals wegen, gebouwen en rioleringen.
|
productiecapaciteit
De hoeveelheid goederen die een land of een bedrijf maximaal kan produceren in een periode (meestal een jaar).
|
recessie
Afnemende economische groei beneden de trendmatige groei. Algemeen: een terugval in de economische groei. Officieel: een daling van twee kwartalen achter elkaar.
|
structurele werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat door blijvende veranderingen in de economie zoals het vervangen van arbeid door machines, verplaatsing van productie naar lagelonenlanden, verslechtering van de internationale concurrentiepositie en door te hoge lonen.
|
totale bestedingen
(= effectieve vraag) ) Totale vraag naar goederen en diensten door gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland.
|
trendmatige groei
(= trend) De gemiddelde groei van het bbp over een langere periode.
|
vaste kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen die langdurig of meermalig worden gebruikt door een bedrijf om goederen of diensten te produceren, zoals gebouwen, machines.
|
vlottende kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen die tijdens één productieproces of binnen een jaar worden verbruikt.
|