GA-curve
De GA-curve geeft het geaggregeerde aanbod van goederen en diensten bij ieder inflatieniveau.

keynesianen
Aanhangers van de economische visie van Keynes, waarin vooral de economische ontwikkelingen op korte termijn belangrijk zijn. Keynesianen worden ook wel vraageconomen genoemd, omdat de bestedingen (de werkelijke productie) centraal staan.

monetaire schok
Een plotselinge sterke verandering van de geldhoeveelheid/de rente door toedoen van de centrale bank.

monetaristen
Economen die veel belang hechten aan de rol van de geldhoeveelheid in een economie.

neo-klassieken
(= nieuw-klassieken) Aanhangers van de economische visie waarin vooral de economische ontwikkelingen op de lange termijn belangrijk zijn. De klassieken worden ook wel aanbodeconomen genoemd, omdat de potentiƫle productie centraal staat.

neutraliteit van geld
Op de lange termijn heeft een verandering van de geldhoeveelheid geen invloed op de groei van de werkelijke productie. Dit komt omdat op de lange termijn de groei van de productie bepaald wordt door de groei van de potentiƫle productie (door de groei van de kwantiteit en de kwaliteit van de productiefactoren). Als de geldhoeveelheid stijgt, neemt alleen maar de inflatie toe.

prijsflexibiliteit
Verschijnsel dat de marktprijzen van goederen en diensten zich snel aanpassen aan een verandering in de verhouding tussen vraag en aanbod. De prijzen zijn niet rigide of star. De prijzen kunnen op de korte termijn aangepast worden.

vraagschok
Een plotselinge sterke verandering van de vraag/de bestedingen.

*