| 
				 
					besteedbaar inkomen
					 
					Inkomen na aftrek van belastingen en premies, maar inclusief de overdrachtsinkomens (bijvoorbeeld kinderbijslag).
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					cumuleren
					 
					Het voorafgaande erbij optellen. Optellen van percentages van laag naar hoog.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					deciel
					 
					10% van een groep mensen
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					denivellering
					 
					Het groter worden van de relatieve (inkomens)verschillen.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					draagkrachtbeginsel
					 
					Hogere inkomens moeten in verhouding meer belasting betalen dan de lagere inkomens (de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten).
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					kwintiel
					 
					20% van een groep mensen.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					lorenzcurve
					 
					(lorenzkromme) Een grafiek die de (on)gelijkmatigheid van een verdeling weergeeft, bijvoorbeeld van de verdeling van het totale inkomen over personen of huishoudens. 
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					nivellering
					 
					Het kleiner worden van de relatieve (inkomens)verschillen.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					percentiel
					 
					1% van een groep mensen.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					primaire inkomens
					 
					Inkomens (loon, rente, huur, pacht en winst) die verdiend worden in het productieproces.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					profijtbeginsel
					 
					Het principe dat de gebruiker betaalt voor een geleverde (overheids)dienst.
					
  
				 | 
	
		| 
				 
					secundair inkomen
					 
					Het inkomen na herverdeling van het primaire inkomen door de collectieve sector. Te berekenen met: primair inkomen – ingehouden belastingen en sociale premies + uitkeringen en subsidies/toeslagen.
					
  
				 |