aanbod van arbeid
(= beroepsbevolking) Personen tussen de 15 en 75 jaar die willen en kunnen werken: zij bieden hun arbeid(skracht) aan op de arbeidsmarkt. Bestaat uit de mensen in loondienst, de zelfstandigen en de (geregistreerde) werklozen.

arbeidsproductiviteit
De productie per persoon per tijdseenheid (bijvoorbeeld per uur of per arbeidsjaar).

beroepsbevolking
Personen tussen de 15 en 75 jaar die willen en kunnen werken: zij bieden hun arbeid(skracht) aan op de arbeidsmarkt. Bestaat uit de mensen in loondienst, de zelfstandigen en de (geregistreerde) werklozen.

hypothecaire lening
(= hypotheeklening) Lening bij een bank met onroerend goed (huis of grond) als onderpand.

lenen
Door te lenen wordt geld ontvangen dat later terugbetaald moet worden (met rente).

rente
Vergoeding voor spaargeld of leengeld. De prijs van geld. De beloning die betaald moet worden voor het lenen van geld en die ontvangen wordt voor het uitlenen van geld. (= interest) Beloning voor de productiefactor kapitaal.

ruilen over de tijd
(= intertemporele ruil) Consumptie van nu verschuiven naar consumptie in de toekomst of omgekeerd. Geld verdienen en uitgeven gebeurt in verschillende periodes.

sparen
Het niet uitgeven van een deel van het inkomen. Het niet consumeren van een deel van het inkomen.

vacature
Onbezette arbeidsplaats waarvoor personeel wordt gezocht.

vraag naar arbeid
De totale vraag naar arbeidskrachten. De vraag naar arbeid bestaat uit de vraag naar werknemers, de vraag naar arbeidskracht van zelfstandigen en de vacatures.

werkgelegenheid
Het aantal feitelijk bezette banen in een land (arbeidsvolume). Het aantal personen dat een baan heeft. Bestaat uit mensen in loondienst (werknemers) en de zelfstandigen. De werkgelegenheid kan worden uitgedrukt in arbeidsjaren (voltijdbanen) en in personen.

wisselkoers
De prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt.

*