aftrekposten
Bedragen die bij de berekening van het belastbaar inkomen in mindering mogen worden gebracht op het brutoloon en waarover dus geen loonheffing betaald hoeft te worden.

ambtenaren
Mensen die in loondienst werken bij de overheid.

belastbaar inkomen
Bruto inkomen min aftrekposten.

collectieve goederen
Goederen waar wel behoefte aan is, maar die niet door de markt worden geleverd, omdat het onmogelijk is gebruikers die niet betalen uit te sluiten van het gebruik van het product. Bijvoorbeeld dijken.

collectieve sector
De overheid, de instellingen van de sociale zekerheid én bedrijven en instellingen waarvan de volledige kosten door de overheid worden betaald en die geen winst willen maken.

degressief belastingstelsel
Een belastingstelsel waarbij het gemiddelde belastingpercentage daalt als het inkomen toeneemt.

gemeente
Deel van de overheid. Zorgt onder andere voor bestrating, verlichting, het uitgeven van paspoorten en ze zijn verantwoordelijk voor jeugdzorg.

heffingskortingen
Bedragen die in mindering worden gebracht op de te betalen loonheffing.

individuele goederen
Goederen die via een markt verhandeld worden.

inkomensheffing
Inkomstenbelasting en sociale premies.

kapitaaldekkingsstelsel
Uit individuele premiebetaling wordt vermogen gevormd voor de financiering van uitkeringen in de toekomst.

omslagstelsel
Ontvangen (sociale) premies in een jaar worden gebruikt om de uitkeringen in dat jaar te betalen.

overdrachtsinkomen
Inkomen dat je ontvangt zonder dat hiervoor een tegenprestatie is geleverd.

overheid
Verzamelnaam voor organisaties die volgens de wet werkzaamheden uitvoeren voor de bevolking.

overheidsoverschot
(= begrotingsoverschot) Het verschil tussen de uitgaven en de inkomsten van de overheid in een jaar, waarbij de uitgaven lager zijn dan de inkomsten.

overheidssaldo
Het verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar.

overheidsschuld
(= staatsschuld) De totale schuld die de overheid in de loop der tijd heeft opgebouwd.

overheidsschuldquote
De overheidsschuld uitgedrukt als percentage van het nationaal inkomen.

overheidstekort
Het verschil tussen de uitgaven en de inkomsten van de overheid in een jaar, waarbij de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten.

particuliere sector
(= bedrijfsleven) Alle bedrijven die geen eigendom zijn van de overheid.

pensioen
Een oude dag uitkering als aanvulling op de AOW uitkering.

progressieve belastingheffing
Een belastingstelsel waarbij de hogere inkomens een hoger gemiddeld belastingpercentage betalen dan de lagere inkomens.

proportioneel belastingstelsel
(= vlaktaks) Een belastingstelsel waarbij alle inkomens hetzelfde percentage belasting betalen.

provincies
Deel van de overheid die onder andere toezicht houdt op gemeenten, waterschappen en de naleving van milieuwetten, en bepaalt waar dorpen en steden kunnen uitbreiden en waar industrieterreinen komen.

quasi-collectieve goederen
Individuele goederen en diensten die geleverd zouden kunnen worden door de markt, maar die (deels) worden geleverd door de overheid.

rijksoverheid
De landelijke overheid die wetten maakt en toeziet op de uitvoering daarvan.

semi-ambtenaren
Mensen in dienst van bedrijven waarvan de volledige kosten door de overheid worden betaald.

waterschappen
Deel van de overheid die onder andere zorgt voor schoon water en bescherming tegen wateroverlast.

*